IN MEMORIAM
DAVID, JETTE & SALOMON ISRAËLS EN MOZES EN REBECCA ISRAËLS – COZIJN
Begin 1900 woonden op de Heirweg in Visvliet twee broers Israëls, die met twee zussen Gans uit Niezijl waren getrouwd. De mannen waren veekoopman/ slager. (Daar kreeg je gemakkelijk een vestigingsvergunning voor). Ook waren ze ritueel slachter (sjochet) en kerkbestuurder. De kinderen van Sander en Hanna (van nr.38) en van Levie en Grietje ( nr.41) trokken weg uit Visvliet om elders een bestaan op te bouwen. Het was ook moeilijk in de kleine gemeenschap een huwelijkspartner te vinden. In 1940 woonden David, Jette en Salomon nog op nr.38 in het huis dat ze van hun ouders hadden geërfd. Ze waren alle drie niet getrouwd. Aan de overkant op nr.41 woonde Mozes in het huis van zijn ouders. Hij was getrouwd met Rebecca Cozijn.
Salomon Israëls (1890) was lapjeskoopman en ging er met de fiets op uit om textiel, door hem gekocht in Groningen te verkopen aan zijn klanten. Zijn zus Jette Israëls (1884) deed de huishouding voor haar broers en hielp in de winkel naast de woonkamer met de verkoop van manufacturen en wat daarbij te pas kwam, zoals knopen, elastiek enz. David Israëls (1877) was veehandelaar/ slager. (Net als zijn vader was hij ook ritueel slachter en kerkbestuurder).
In het achterhuis van nr.38 zijn de vleeshaken nog te zien. Aan de overkant was zijn neef Mozes Israëls (1877) eveneens slager/ veekoopman. Samen kochten David en Mozes een dier, meestal een schaap bij de boeren in de omgeving en verkochten dan, zo snel mogelijk na de slacht, ieder de helft van het vlees. Mozes was in januari 1934 in Amsterdam getrouwd met de 51jarige Rebecca Cozijn (1883 Wageningen)
Deze mensen voelden zich Visvlieters, spraken ook dialect. Na het werk zaten ze vaak op de stangen voor de Gereformeerde Kerk “ n piep vol te proaten “.
Op zaterdag, de sabbat werd er niet gewerkt. De sabbatshulp stak dan het licht aan of zorgde dat het petroleumstel aangestoken werd. Vaak deed een buurvrouw dat. Men wandelde een klein stukje de Oude Dijk op. En in Grijpskerk werd synagoge gehouden in een huis aan de Molenstraat “de jeud’nkoamer”. Op het kerkhof was een speciale hoek waar de Joden begraven konden worden.
In de oorlog kwamen al gauw veel beperkende maatregelen voor Joden. Er moest een J op het persoonsbewijs en in mei 1942 werd de gele ster verplicht. Op 24 juni 1942 moest Salomon zich melden in de Violenstraat in Groningen voor een “keuring “voor werkverruiming in Duitsland. De avond van 23 juni liep de 52 jarige Salomon naar Burum (verboden) ’s avonds (verboden) en kocht er tabak (verboden) en rookte de hele nacht om te worden afgekeurd. Dat gebeurde niet, hij moest naar Westerbork. Op 16 juli ging hij op transport naar Auschwitz Birkenau. Op 9 augustus 1942 is hij daar vermoord. De achterblijvende familieleden hebben nooit meer iets van hem gehoord.
In oktober werd Jette, die een zwakke gezondheid, had opgenomen in het R.K.ziekenhuis in Groningen. Midden november 1942 kreeg burgemeester Van de Nadort bericht dat alle Joden uit de gemeente op 26 november naar Westerbork moesten. Mozes en Rebecca hebben de avond er voor afscheid genomen van verschillende Visvlieters. Mozes had die maand een volmacht afgegeven aan de winkelier H.de Wind en een notaris om zijn zaken te vertegenwoordigen, o.a. bij de beruchte Lippmann Rosenthalbank. Na een aantal weken Westerbork zijn ze 31 januari 1943 vertrokken en op 1 februari in Auschwitz vermoord.
David is de avond van de 25ste november over de Oude Dijk naar de familie Sevinga in Gerkesklooster gelopen. Bij de rivier de Lauwers liet hij wat kleren achter en klompen.
De burgemeester deelt aan de Procureur-Generaal in Leeuwarden op 28 november het volgende mee: “Overbrenging Joden. ….. een vrouw ligt in het R.K.ziekenhuis Groningen,
…….een jood en zijn vrouw zijn naar Groningen overgebracht …..een jood oud 65 jaar is spoorloos verdwenen”.
David is later ondergedoken in Twijzel. In 1945 keerde hij terug naar Visvliet. Beide huizen werden door een Duitse Instantie in de Boteringestraat verhuurd.
Mient en Sjouk Pel en hun babyzoon kwamen er later in de oorlog te wonen. “Wat deed u toen David daar weer stond “werd mevr. Pel gevraagd. Ze had de voorkamer voor David bewoonbaar gemaakt en ze hadden meteen woonruimte voor het gezin in Grijpskerk aangevraagd (en gekregen).
In 1949 vertrok David naar een Joods bejaardentehuis in Den Haag. Hij overleed in 1957. Het huis verkocht hij aan kapper Bosklopper.
Op 13 maart 1943 was er een inval in het R.K.ziekenhuis. De daar aanwezige Joden onder wie Jette Israëls werden naar Westerbork gevoerd. Op 17 maart ging Jette op transport naar Sobibor waar ze op 20 maart is vermoord. Behalve David had niemand van de Joodse inwoners van Visvliet het overleefd.
Andere kinderen van Sander en Hanne hebben kinderen gekregen, zoals Mozes (1875) en Rafel (1887) , broers van David, Jette en Salomon. Aan de overkant kregen ook Levie en Grietje nageslacht : Rachel (1885) en Sander (1888) en hun nazaten.
Enkelen daarvan zullen aanwezig zijn op 7 augustus 2017 bij het plaatsen van de struikelstenen door Gunter Demnig en de onthulling van de plaquette.
In Memoriam geschreven door Visvlieter Archief
Bronnen:
“Grijpskerk van Crisis tot Bevrijding” W.Kamminga “1993
De Joodse Gemeenschap in het Groninger Westerkwartier Peize en Roden
drs G.J.van Klinken. Mr. J.H.de Vey Mestdagh 1985
“De Heerlijkheid Visvliet “ Halbe Kuipers en Henk Offeringa 1979