Soms krijgen we bericht van mensen die vroeger in ons dorp hebben gewoond. Zo ook nu. Enno heeft ons dit bericht gestuurd om het op de site te plaatsen. Hij wil niet met zijn volledige naam op de site, vandaar Enno D. Enno las op deze site het verhaal over het huis op oude dijk 1 (link, klik hier). Naar aanleiding van onze mail wisseling heeft Enno een verhaal van zijn herinneringen aan Visvliet geschreven.

Nee, ik ben geen Visvlietenaar of “Visvlitter”, zoals ik destijds op de HTS in Groningen werd genoemd. Maar ik heb ooit wel vier jaar in Visvliet gewoond, en wel in het huis “Oude dijk 1”. Van 1967 t/m 1971.
Ik ben geboren op Augsbuurt, onder Kollum. Mijn vader was boer. Hij moest wegens gezondheidsproblemen zijn bedrijf vroegtijdig stoppen, schaalvergroting was nodig in de agrarische sector volgens landbouwminister Sicco Mansholt. Dus was er een financiële compensatie, we gingen “in de sanering”, zoals dat toen heette.
Zo belandden wij in Visvliet! Mijn oudere broer en ik gingen in Groningen naar school. En er was een prima treinverbinding met Groningen, mooi toch? Mijn jongere zus ging in Grijpskerk naar school.
Over het huis aan de Oude Dijk, dat we huurden van Bertus Bakker, kan ik wel het een en ander vertellen. Naar hedendaagse maatstaven was het een primitief huis. Er was geen douche. We lapten ons éénmaal per week af in de keuken met een washandje, ieder kreeg een apart tijdslot op de vrijdagavond, en dan ging de keukendeur op slot. Boven was een zolder, met de daar een afgetimmerde kamer. Daar sliepen mijn oudere broer en ik. Je moest door de keuken om via de trap naar de zolder te gaan. Links op zolder sliep mijn jongere zusje, achter een gordijn. Nooit geweten dat daar in de oorlog ooit onderduikers hebben gezeten. Er was wel een ietwatvreemd luik in de vloer.


De zolder van Oude Dijk 1 was koud en vochtig. Bij veelvuldige regenval ging het er nogal eens lekken. Mijn moeder was dan in de weer met pannen en emmers. Niks bijzonders voor mijn moeder, op de boerderij waar wij daarvoor hadden gewoond, was ook regelmatig lekkage. De lekkage werd nooit opgelost!
Mijn broer en ik hadden een elektrische trein en bouwden op zolder een modelbaan.

Bergen maakten we van papiermaché. Na een vochtige winter konden we het wonder van de evolutie aanschouwen. De bergen raakten spontaan begroeid. Met schimmel! De rails werden roestig. We moesten met schuurpapier aan de gang. We knipten het schuurpapier met een schaar. Mijn moeder vroeg zich soms vertwijfeld af wanneer de scharensliep weer eens langs kwam, als er alleen maar botte scharen in huis te vinden waren.
Boodschappen deed je bij de Wind. Dat was nogal tijdrovend. Het begrip zelfbediening was nog niet omarmd door de Wind. Dus je stond je minuten lang te ergeren aan de flutdingen die de voorgangers van je bestelden. De Wind pakte artikel voor artikel van de schappen om ze op de toonbank te zetten en aan te slaan op de kassa.
Opa kwam royaal uit de hoek, en kocht voor ons een roeiboot. Dat was nogal een unicum, alleen Hotel-Restaurant-Camping Van der Ploeg had een roeiboot, die je kon huren.

Mijn broer in ik timmerden een steiger aan de westkant van de Lauwers, bij de boerderij vlak bij de brug over de Lauwers. Het was kennelijk een goed idee, want tegenwoordig zijn op die plek meerdere steigers aangelegd. Ik heb het rondje Visvlieterdiep, Hoendiep, (via Stroobos), Lauwers een aantal malen geroeid.
De relatie met de eigenaar Oude Dijk 1, Bertus Bakker was goed. Zo bood hij ons na een jachtsessie een geschoten gans aan. Mijn moeder was niet direct enthousiast, maar goed, geen probleem, de gans zou “panklaar” worden aangeleverd. Nu moet ik er bij vertellen dat mijn moeder er altijd prat op ging dat ze alles lustte. Kan je makkelijk zeggen, als jij de enige bent die altijd kookt: je gaat natuurlijke niet iets bereiden dat je niet lust. Goed, een grote pan op de kookplaat, de gans erin, en braden, dat beest! Totdat mijn moeder argwaan kreeg. De keuken vulde zich met een ondragelijke stank! Wat bleek later: degene die de gans panklaar had gemaakt was vergeten een vetklier te verwijderen. De gans is onmiddellijk compleet verdwenen in de vuilnisemmer. Wanneer onze moeder daarna weer eens pochte dat ze alles lustte, vulden wij als kinderen haar aan: “behalve gans!”. Ik weet niet of Bertus Bakker ooit iets is verteld over het trieste lot van deze arme gans!
Ergens vóór 1967, we woonden toen nog op de boerderij, kocht mijn vader een auto, een Ford Taunus 12 M.

In die tijd werd gewerkt aan de nieuwe vierbaansweg bij Burum, die om Visvliet heen werd gelegd. Daarvoor denderde al het verkeer door het smalle hoofdstraatje van Visvliet. Als je oude foto’s bekijkt, dan zie je hoe smal de trottoirs waren. Ik denk dat als je je te voet door Visvliet bewoog, en je kwam weg met slechts een stuk of wat plooien die uit je broek waren gereden, danmoest je blij zijn!
Toen de rondweg in gebruik werd genomen, kan ik mij mij eerste rit over deze weg met gescheiden rijbanen, jawel, nog goed herinneren. Mijn vader zat achter het stuur- en zei “nou wil ik wel us sien hoe hard de auto kan….” Dus: 70 km/uur, 80 km/uur, 90 km/uur, toen begon mijn moeder achterin te piepen: “nou Theo
(mijn vader dus) , nou gaast hard genoeg!” Bij 100 km/uur begon de auto gevaarlijk te trillen. Conclusie van mijn vader: “tja, disse auto is eigenlijk niet maakt om so hard te ryden!” Mijn broer, bijdehand als altijd, kwam er later achter dat je gewoon je wielen in de garage moest laten uitbalanceren!
Een andere verhaal stamt uit de jaren 90. Een tante, in bezit van een scootmobiel, reeds soms een ritje van Grijpskerk naar Kollum. Op de terugreis, waar je vroeger café Wouda had, moest ze ooit beslissen: neem ik “die rottige hobbelige klinkerweg” (het zijn haar woorden, ze bedoelde de oude Friese straatweg) of de “nije” rondweg. De nije rondweg zal heel wat comfortabeler hebben gereden, dat begrijpt een kind! Ze koos voor de nije rondweg. Of de politie is getipt, we weten het niet, maar… ze werd aangehouden. Ze kreeg een preek te horen: “dit moatte jo net meer dwan, oars kenne se jo van de weg afhale tuss’n zes plankjes!”
In 1971 ging ik een paar maanden stage lopen bij de KEMA in Arnhem. Ik kreeg een lijstje van kosthuis aanbieders of aanbiedsters, beter gezegd. Ik belde lukraak iemand van de lijst. De mevrouw die ik aan de lijn kreeg vroeg waar ik vandaan kwam. Ik zei: “Visvliet, maar daar hebt u waarschijnlijk nog nooit van gehoord”! Visvliet? Was haar maar al te bekend! Wat bleek? Ze had lange tijd gelijktijdig drie kostgangers gehad waar ze een hele gezellige tijd mee had gehad.
Een van die kostgangers was de zoon van Kiestra, toenmalig timmerman in Visvliet. Ik mocht onmiddellijk bij haar in de kost! (Ik heb overigens nooit kennis gemaakt met de zoon van Kiestra.)
Mijn broer en ik gingen met de trein naar school in Groningen. ’s Zomers ook wel met de brommer.
Je ging op de fiets naar het station. In de boerderij bij de spoorbomen kon je je fiets stallen. Een meneer op leeftijd leidde alles in goede banen, je betaalde per week. Veel ruimte was er niet, regelmatig moesten andere fietsen worden verplaatst om bij jouw fiets te komen. Ik ging nog op zaterdag naar school. Als ik dan tegen de middag uit de trein stapte stond mijn fiets meestal al tegen de gevel van de boerderij. Kon de oude man lekker binnen blijven! Hij was aardig op de hoogte van wie bij welke fiets hoorde.
Dan op het station. Je kwam vooral ’s morgens vaak dezelfde personen tegen. Er waren niet zoveel treinreizigers, misschien 10 of 20 die dan instapten. Wij waren nieuw in Visvliet. We gingen niet naar de kerk. Visvliet was in die tijd nogal gereformeerd. Vooral mijn broer en ik hadden – wat je nu zou noemen – een integratieprobleem. Er was voor ons weinig te doen in Visvliet, en als er iets werd georganiseerd, dan was dat meestal via de kerk. En daar behoorden wij niet bij!
Het wachten op de trein, buiten of binnen in de verwarmde wachtkamer verliep zwijgzaam. Er waren er ook een stuk of wat meisjes van onze leeftijd bij. Ik gluurde wel naar ze, zij misschien ook wel naar mij, maar het kwam nooit tot een gesprek. In de trein ging je niet pontificaal tegenover zo’n meisje zitten, dat zou onbeschoft zijn. Je ging minstens een paar banken verder op zitten. Iedereen in z’n eigen bubble, toen al! Ik kan mij vrijwel geen gesprek herinneren dat ik in de trein heb gevoerd. Terwijl je elkaar wel vaak op het station tegenkwam, je kende vrijwel alle gezichten!
Zo kom ik tenslotte bij jou, J.R.! Ik kan niet om je heen! Ik noem je naam niet vanwege je privacy,
maar je initialen kloppen! Jij was zonder enige twijfel het mooiste en knapste meisje van Visvliet! ’s Winters droeg je een modieuze groene mantel met sjaal en glanzende zwarte laarzen. Prachtig zwart haar had je, bijeen gebonden in je nek! Ik ben jaren heimelijk verliefd op je geweest! Maar ik had een grote adamsappel, althans dat vond ik zelf, en ik was scheutig voorzien van jeugdpuistjes. Ik vond mezelf niet knap! (Is later door andere meisjes wel eens tegengesproken!)
Uiteindelijk heb ik een keer de moed bij elkaar geraapt, en ben ik naast je komen fietsen, op de terugweg van het station naar het dorp. Op onhandige manier probeerde ik een gesprek met je aan te knopen, maar je zei eigenlijk niks terug. Eén en al ongemakkelijkheid! Misschien zag je die snuiter niet zitten, die was immers niet van het gereformeerde geloof. Misschien was je schuchter of verlegen. Vanaf dat moment hielden we op de fiets minstens 100 meter afstand. Een tweede ongemakkelijke confrontatie moest worden voorkomen! Ik zorgde dat ik jou niet ging inhalen, ook al moest ik zo langzaam fietsen dat ik bijna van mijn fiets viel. Jij ging mij ook niet inhalen, ook al ging ik soms pesterig wat langzamer fietsen! Als jij dit nu na al die jaren leest, dan hoop ik oprecht dat het goed met je gaat!

Enno D.

We hebben ook nog een aantal foto’s van Enno gekregen. o.a. van het bevrijdingsfeest uit 1970.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door deze site te blijven gebruiken, accepteert u het gebruik van deze cookies.