Hoedjes hebben me altijd al gefascineerd. Mijn moeder droeg vaak hoeden. Ik vond het leuk om deze af en toe op te zettenen er mee te spelen. Zo ook met de postpet van mijn vader.
Van oma hadden we nog een hoedje met allemaal zwarte veertjes, daar mocht je niet mee spelen, deze zat verpakt in vloeipapier in een doos in een kast.
Toen ik jaren geleden begon met reizen ging de eerste buitenlandse reis naar Israël en is het eigenlijke verzamelen begonnen.
Van bijna elk land waar ik later ben geweest heb ik geprobeerd een hoedje of een hoofddeksel mee te nemen. De sport was om een gebruikt excemplaar te vinden. Deze lagen vaak in kleine winkeltjes op één van de onderste planken.
De hoed uit Ecuador werd nog gedragen door de eigenaar van het winkeltje en na moeizame onderhandelingen mocht ik hem toch kopen. De hoed uit Venezuela met de tanden van waarschijnlijk een zwijn aan de zijkanten is een beetje apart. Die met kraaltjes, spiegeltjes of schelpjes en mooie bordursels uit Thailand, India en China zijn ook bijzonder.
Ze dragen doe ik niet, maar er naar kijken is ook genieten.
Roelie Arkema.